Wanneer je een functie wilt invoegen, gebruik je het menu-item functielijst en gebruik je het → menu-item.
→ om onderstaand dialoogvenster te tonen. Om een bestaande functie te bewerken, selecteer je deze in deJe kan kiezen tussen drie verschillende soorten functies: standaardfunctie, parameterfunctie en polaire functie. Een standaard functie wordt gedefinieerd als y = f (x), dat wil zeggen voor elke x-coördinaat is er precies een y-coördinaat, hoewel voor sommige x-coördinaten geen overeenkomstige y-coördinaat bestaat.
Bij een parameter-functie worden de x-en y-coördinaten berekend uit een onafhankelijke variabele t
, genaamd de parameter, dat wil zeggen een parameter-functie wordt gedefinieerd met twee functies: x (t) en y (t).
Een polaire functie r(t) geeft een vergelijking om de afstand te berekenen van de oorsprong naar een punt op de functie bij een gegeven hoek t
. t
is de ingesloten hoek tussen de voerstraal en het punt op de functie. Dit betekent dat de x-en y-coördinaten worden gegeven als x(t)=r(t)*cos(t), y(t)=r(t)*sin(t).
Hier vul je de functievergelijking in. Dit kan f (x), x (t), y (t) of R (t) zijn, afhankelijk van het functietype. Onder Functielijst zie je alle beschikbare variabelen, constanten en functies, die gebruikt kunnen worden om de grafieken te tekenen .
Je kan voor de onafhankelijke variabele een interval kiezen. Van en Tot geven het begin en einde van het interval. Als de functie een standaard functie is, dan kun je een van deze of beide leeg laten om de grafiek van min oneindig tot plus oneindig te tekenen. Als de functie een parameter functie of een polaire functie is, moet je altijd een interval specificeren. Als de functie een parameter of polaire functie is, moet je het aantal stappen waar je de functie wil evalueren opgeven. Hoe meer aantal stappen, hoe gladder de grafiek zal verschijnen maar terzelfdertijd hoe langer het duurt voor ze verschijnt. Het verdient de voorkeur om de Stappen veld voor standaard functies leeg te laten, Graph beslist zelf over het optimale aantal stappen. Je kan zelf het aantal stappen geven als je vind dat de grafiek niet genoeg details toont, bijvoorbeeld als een asymptoot niet juist worden weergegeven. Merk op dat de Stappen slechts een minimum aantal berekeningen geeft. Graph kan meer stappen uitvoeren op kritieke punten als Tekenstijl is ingesteld op Automatisch.
Hier kun je kiezen voor markeringen aan de start en / of einde van het interval. Als er geen bereik is opgegeven, zullen de eindpunten te zien zijn waar de functie de grafische omgeving binnenkomt en verlaat. Standaard worden geen markeringen getoond.
Voer een beschrijving in weer te geven legende. Als er geen tekst is, zal de functievergelijking worden weergegeven in de legende.
Je kan kiezen tussen verschillende lijnstijlen voor u de grafiek. Je kan kiezen tussen solide, streepjes, stippellijn of een combinatie hiervan. Lijnstijl is alleen beschikbaar wanneer Tekenstijl is ingesteld op Lijnen of Automatisch. Wanneer Tekenstijl Punten is, wordt slechts een stip getoond op elk berekende punt. In het ander geval zal de Lijnen Tekenstijl de berekende punten verbinden met lijnstukken. Automatisch zal ook lijnen tekenen, maar Graph zal meer berekeningen uitvoeren in kritieke punten als het nodig acht om de grafiek te verbeteren. Het zal ook de lijn onderbreken als het denkt dat er een asymptoot is. Je kan ook de breedte van de grafiek instellen. De breedte is gegeven in schermpixels. Je kan ook kiezen uit een heleboel verschillende kleuren. Het programma onthoudt de laatst gebruikte eigenschappen en zal voorstellen om deze te gebruiken.