Verwijdert het gedeelte voor de komma van het argument.
De trunc
-functie geeft het natuurlijk getal-gedeelte van z
. De functie verwijdert het decimale deel van z
, dat is, rondt af naar beneden. z
kan elke soort numerieke uitdrukking zijn dat naar een reëel getal of complex getal evalueert. Als z
een complex getal is, geeft de functie trunc(re(z))+trunc(im(z))i.
Geeft het decimale gedeelte van het argument.
De fract
-functie geeft het gedeelte voor de komma van z
. De functie verwijdert het natuurlijk getal-gedeelte van z
, dat is, fract(z) = z - trunc(z). z
kan elke soort numerieke uitdrukking zijn dat evalueert naar een reëel getal of een complex getal. Als z
een complex getal is, geeft de functie fract(re(z))+fract(im(z))i.
Rondt het argument naar boven af.
De ceil
-functie vindt het kleinste natuurlijk getal niet kleiner dan z
. z
kan elk soort numerieke uitdrukking zijn dat evalueert naar een reëel getal of een complex getal. Als z
een complex getal is, geeft de functie ceil(re(z))+ceil(im(z))i.
Rondt het argument naar beneden af.
De floor
-functie vindt het grootste natuurlijk getal niet groter dan z
. z
kan elk soort numerieke uitdrukking zijn dat evalueert naar een reëel getal of een complex getal. Als z
een complex getal is, geeft de functie floor(re(z))+floor(im(z))i.
Rondt een getal af naar het gegeven aantal decimalen.
De round
-functie rondt z
met het aantal decimalen gegeven door n
. z
kan elk soort numerieke uitdrukking zijn dat evalueert naar een reëel getal of een complex getal. Als z
een complex getal is, geeft de functie round(re(z),n)+round(im(z),n)i. n
kan elke numerieke expressie zijn die evalueert naar een natuurlijk getal. Als n
<0, z
is afgerond naar n
platsen naar de likerkant van de komma.
round(412.4572,3) = 412.457 |
round(412.4572,2) = 412.46 |
round(412.4572,1) = 412.5 |
round(412.4572,0) = 412 |
round(412.4572,-2) = 400 |